In het elfde boek van de Bhagavatapurana besluit Krishna de Yadava’s, zijn eigen volk, te vernietigen, omdat ze een bedreiging voor de aarde vormen. Hij zet jongeren aan een streek uit te halen bij de wijze oude mannen. Ze vermommen een man als een zwangere vrouw en vragen aan de wijzen het geslacht van het ongeboren kind. Verontwaardigd vervloeken de wijzen de man een ijzeren stamper te baren waarmee het
Yadava-volk zal worden vernietigd.