Als je in een etsplaat krast, ontstaat er een opstaand randje, een zogeheten ‘braam’. De braam, die drogenaald-lijnen zo’n fraai fluwelig karakter geeft, slijt snel weg. Daardoor vermindert het decoratieve effect van de techniek en wordt de voorstelling steeds lichter. Hier loste Rembrandt dat probleem op door de schaduwpartijen weer donkerder te maken met extra lijnen, bijvoorbeeld onder het hondje in de voorgrond.