Deze prent behoort tot een serie van tien, getiteld Toewijding en losbandigheid, over twee dienstmeisjes (de een deugdzaam, de ander losbandig) die samenwonen met een ongetrouwde man. In deze scène weerstaat de keurige dienstmeid de avances van haar meester. De moraliserende titel moedigt vrouwen aan hun eer niet te laten bezoedelen. Dat advies nam dit meisje ter harte, want uiteindelijk trouwde zij met hem.