Tobits kostbare tabbaard is gescheurd en tot op de draad versleten: door zijn blindheid zijn hij en zijn vrouw Anna tot bittere armoede vervallen. Als Anna met een geitenbokje thuiskomt, de beloning voor geleverd werk, denkt Tobit dat zij het dier heeft gestolen. In zijn wanhoop bidt hij God om hem snel te laten sterven. Anna kijkt verbijsterd toe.