De jonge, nog thuiswonende Veth schilderde hier nauwgezet en gewetensvol zijn drie zusjes. Zijn vader beoordeelde de beeltenis van zijn dochters even zorgvuldig: ‘Mijn oordeel over de portretten is en blijft dat zij uitstekend gelijken, dat ze alles behalve geflatteerd zijn en er enkele scherpe omtrekken zijn, die ik liever wat verzacht had.’