De zeventienjarige Ottavio Strada is op een ongebruikelijke – allegorische – manier geportretteerd. Hij neemt een hoorn des overvloeds vol antieke munten in ontvangst van vrouwe Fortuna en wendt zich af van een beeld van Venus. Goud en zilver wijzen niet alleen naar zijn toekomstige rijkdom, maar ook naar zijn kennis van antieke munten. Daarin werd hij opgeleid door zijn vader, de oudheidkundige Jacopo Strada.