In 1468 bestelde de gemeentelijke overheid van Leuven deze twee gerechtigheidstaferelen bij de befaamde schilder Dirk Bouts. Het was de gewoonte de schepenrechtbank met een moraliserende voorstelling van een beroemd gerechtstafereel te versieren. Hier werd het legendarische verhaal van een gerechtelijke dwaling gekozen met in de hoofdrol een historisch personage: Otto III, keizer van het Heilig Roomse Rijk. De twee episoden van "De gerechtigheid van keizer Otto" worden uitgebeeld op twee panelen. "De marteldood van de onschuldige" (linkerluik): Otto luistert naar zijn gemalin die beweert dat een graaf uit zijn hofhouding haar met oneerbare bedoelingen heeft benaderd. Het is een valse aanklacht, maar de nietsvermoedende keizer veroordeelt de hoveling ter dood. De middelste scène stelt het laatste gesprek voor tussen de onschuldige die naar de terechtstellingsplaats wordt gevoerd en zijn diepbedroefde vrouw. Het voorplan toont de onthoofding, de plechtige voltrekking van het grote onrecht. De gravin ontvangt uit de handen van de beul het hoofd van de terechtgestelde en neemt zich voor zijn gedachtenis in eer te herstellen."De vuurproef" (rechterluik): de gravin vraagt genoegdoening aan de keizer en onderwerpt zich aan het godsoordeel om de onschuld van haar man te bewijzen. Dat zij zonder pijn de roodgloeiende ijzeren staaf kan vasthouden getuigt van een goddelijke tussenkomst in haar voordeel. Otto beseft zijn onherroepelijke vergissing en veroordeelt zijn eigen gemalin, die we in de verte op de brandstapel zien staan.