Deze doek is een zogenoemd kain timur (lit. oosterse doek), die op Timor is geweven. Deze doeken werden niet als kleding gebruikt, maar als ruilmiddelen in een ceremonieel ruilverkeer.
De Papua’s vervaardigden zelf geen textiel, afgezien van de boombastdoeken. De kain timur tonen aan, dat West-Papua al 400 jaar voor de komst van de Europeanen betrokken was bij de handel in de Indonesische archipel. Deze doeken zijn namelijk doorgaans buiten Papua vervaardigd, vaak op Seram of andere eilanden van de Molukken, maar er zijn ook doeken die afkomstig zijn uit India, met name uit Gujarat of van de Coromandelkust. Deze doek komt van het eiland Timor. De Papua ruilden die doeken met handelaren tegen paradijsvogels, slaven, aromatische boombast, hars en andere producten van eigen bodem (Haenen 1991, 21).
Een keer in het Vogelkop-gebied, speelden de kain timur een belangrijke rol in het leven van de mensen. Er bestond een ingewikkeld systeem van ceremoniële ruil van die doeken en ook andere, niet-commerciële objecten, die als zeer waardevol en krachtig werden gezien. Deze doeken moesten volgens de Maybrat circuleren zoals ‘vogels moeten vliegen van tak tot tak en van boom tot boom’. De ruilceremonies begeleidden vaak essentiële fasen van iemands leven: geboorte, huwelijk, initiatie, ziekte en dood. Maar ook bij het regelen van conflicten vond er een overdracht van doeken plaats. Uiteraard was de doekenruil bij het huwelijk zeer belangrijk (Van Hout, 43-63).
Door het ‘nemen en geven’ van doeken werden de onderlinge afhankelijkheden, rechten en plichten, alsook de macht en het aanzien van mensen bepaald. Zodoende vormt dit ruilsysteem de basis van de sociale organisatie van de Maybrat en de Ayfat. (Schoorl 1979, 198-208).
Sommige mensen, de zogenoemde popot, waren in staat veel doeken te vergaren en zo tot macht en aanzien te komen; een ontwikkeling die met de pacificatie door de Nederlanders versnelde. De auteurs praten van een 'kain timur-kapitalisme', dat vooral de huwelijksmarkt ernstig verstoorde. De Nederlandse regering leek er niet gelukkig mee te zijn geweest, want in de jaren 1950 is besloten, om de circulatie van doeken stop te zetten (Haenen 1991, 90 & Elmberg 1968, 22-24). Alle doeken werden naar het Nederlandse kantoor voor bevolkingszaken in Jayapura gebracht. Een aantal doeken was, voordat ze door de Papua’s werden ingeleverd, met messteken stuk gemaakt, als het ware gedesacraliseerd (Van Hout). Volgens Elmberg leidde het stoppen van dit ruilverkeer tot veel stress en twijfels bij de bevolking, die hun wereld zagen instorten. De regering liet vervolgens de circulatie van met stempel gekenmerkte doeken weer toe (Elmberg 1968, 24).
circa 116 x 52cm (45 11/16 x 20 1/2in.)
Source: collectie.tropenmuseum.nl