Dierenspektakels liggen aan de oorsprong van het circus. De Britse kunstruiter Philip Astley (1742-1814), die als grondlegger van het circus wordt beschouwd, begon in 1769 met ruiterdemonstraties en richtte daarvoor in Londen een amfitheater op met een ronde piste. Die vorm bood als voordeel dat paard en ruiter steeds binnen het gezichtsveld van de toeschouwers bleven. Bovendien bleek het eenvoudiger om te blijven rechtstaan op een paard als dat in een rondje liep. De ronde piste, gevuld met zand en zaagsel, is nog steeds een belangrijk kenmerk van het circus.
Paarden waren lange tijd de enige dieren in de piste. Pas veel later zouden ook exotische dieren zoals olifanten en leeuwen de piste betreden. Vele circussen hadden een uitgebreide meereizende zoo, de menagerie, die voor of na de voorstelling voor het publiek werd opengesteld. Voor sommige dieren werden echte kooien opgezet, maar de meeste dierenstallen waren van gewoon tentzeil gemaakt. Een bezoek aan de menagerie was voor veel mensen bijna even opwindend als de voorstelling zelf. Bepaalde dieren kregen ze er voor het eerst in het echt te zien.