Dit is een van de oudste en grootste Batak wichelboeken bekend. De tekst is geschreven op boombast dat harmonicawijze opgevouwen is. De onderste plank rust op vier poten. Op het deksel rust een samengesteld wezen met een visachtig lichaam en een Singa kop. Mogelijk een weergave van een hemellichaam of sterrenconstellatie (mondelinge informatie pater Promes). Volgens de Batak specialist Achim Sibeth is het heel goed mogelijk dat dit Naga Padoha is, de mythische slang uit de oerwateren. Onder de voorpoten en door een gat in het achterlijf heeft men een rotan draagkoord bevestigd.
Dergelijke boeken heten pustaha, een van oorsprong Sanskrit woord dat boek of manuscript betekent. De teksten hierin handelen altijd over magie en waarzeggerij. De pustaha is het aantekenboek van een Batak medicijnman, Datu, gedicteerd aan zijn pupillen ofwel door leerlingen zelf gekopieerd als aanvulling op mondelinge instructies. Dit verklaart het abrupte en fragmentarische karakter van vele teksten en het grote deel dat in beslag wordt genomen door lijsten, tabellen en magische tekeningen. De kennis van de Datu kan worden onderverdeeld in
1. de vaardigheid leven in stand te houden
2. de vaardigheid leven te vernietigen
3. waarzeggerij
Hieronder wordt verstaan:
sub 1. diagnose, huishoudelijke geneesmiddelen, magische medicijnen en amuletten, tovermiddelen en andere beschermdende middelen en de erediensten met betrekking tot de menselijke ziel.
sub 2. zwarte magie
sub 3. orakels om de wensen van de ziel te achterhalen, orakels om de besluiten van de goden en de voorouders te ontdekken en astrologische orakels.
Dit boek is geschreven door Goeroe Toemoeroen Hata ni adji, namora Simandjoentak, te Loboe Siregar, dat is in het oude Siregar aan de Zuidwestelijke oever van het Tobameer (info pater H.J.A. Promes ). Voorhoeve (1951, p. 290) vermeldt dat de collectie door H. Neubronner van der Tuuk is verzameld gedurende de jaren 1852-1857 in Barus aan de Westkust van Sumatra. Via pater Promes ontvangen van Dr. P. Voorhoeve de titels van hoofdstukken en paragrafen volgens de door Djaporman Saragih gemaakte transcriptie (1 febr. 1968) en van Promes zelf de inleiding tot het eerste tractaat (zie voor beide originele zettel).
Verkorte versie inleiding tot het eerste tractaat:
Aanwijzingen tot het verwerven van Sterkte, van een Toeverlaat bij belangrijke ondernemingen en bij gewapende krijg........Het gaat om een Pangoeloebalang (magische Macht of Geest) die het Sidangbela spook hier haalt van over het Wijde Water, die de Sidangbela het dorp van onze vijanden doet opzoeken. Het is een Pangoeloebalang, die niet is te ontmaskeren door een befaamde sibaso (geestenmedium), niet te bezweren door een volleerde datoe, niet tot terugkeer te dwingen door (rituele) gondang-muziek, niet af te weren met de Toenggal-Panaloean-staf. Het is een Pangoeloebalang die de adem doet stokken, die de aarde laat instorten, die het dorp van onze vijand verwoest......Het is de Pangoeloebalang, geheten De Twee Grote Odjim-Vorsten, de Opperste Odjims, de grote Odjim-radja's, waarover de leer afkomstig is van onze Meester Goeroe So Baloson, die verbleef in het land van Sitindaon.....Zorg dat gij, mijn waarde, niets vergeet van deze adji-magie, zodat wij voorspoed genieten, o Meester Toemoeroen hata ni adji, gij kleinzoon van Paradji Dais uit het land van Borotan, ...........gij kleinzoon van Ompoe Radja Pamogang, gij zoon van meester Ma..un (onleesbaar) ni adji, gij woordvoerder in uw dorp van de marga Simandjoentak, o mijn waarde datu...........
Het boek bevat de voorschriften voor het samenstellen van de Pangoeloebalang en het wichelen met ramboe-si-porhas. De bereiding van Pangu labalang duwa radja odjim na bolon, een tovermiddel waarbij een kind, geroofd van een ander dorp, op rituele wijze wordt gedood, zodat men in de wereld der geesten een gewillige helper in de strijd tegen vijanden heeft verkregen.
De bast van het boek is waarschijnlijk gemaakt van de bast van de Alim boom (Aquilaria malaccensis). De inkt is gemaakt van boomhars die met andere bestanddelen vermengd en verhit werd. Voor het schrijven op de bladen werden pennen van bamboe, buffelhoorn of de nerf van een suikerpalmblad gebruikt. In de boeken was de kennis van de Datu neergelegd in de Poda, de rituele taal.
Sibeth, Batak, Kunst aus Sumatra, Frankfurt, 2000 p. 38.
17,4 x 7,4cm (6 7/8 x 2 15/16in.)
Source: collectie.tropenmuseum.nl
Details