In zijn Delftse periode ontdekte De Hooch een nieuw motief: scènes met helverlichte personen in een achtertuin. De mensen hier lijken wat verdwaald, ze hadden evengoed binnenskamers in een schemerige herberg te vinden kunnen zijn. Er hangt een sfeer van verleiding. De galant (minnaar) kijkt geïnteresseerd naar het meisje dat een citroen uitknijpt in haar glas.