Marmeren grafsteen met een Arabische inscriptie in Kufisch schrift. De vertaling luidt:
'In de naam van God, de Barmhartige, de Erbarmer. Bakr ibn 'Abd Allah, beschermeling [mawla] van de Vorst der Gelovigen [titel van de kalief] getuigde: dat er geen God is dan Allah, dat Hij geen deelgenoot heeft, dat Mohammed Zijn dienaar en Zijn gezant is, dat de opstanding, het paradijs en de hel werkelijkheid zijn en dat Allah de ware werkelijkheid is. Gestorven -moge God welgevallen in hem vinden- in de maand rajab van het jaar 262.'
De tekst op deze steen volgt een standaardpatroon dat gebruikelijk was op grafstenen uit deze periode. De tekst begint met de basmala (de formule 'In de naam van God, de Barmhartige, de Erbarmer'). Deze formule wordt gevolgd door de naam van de overledene (Bakr ibn 'Abd Allah) en de bevestiging van zijn vroomheid door vermelding van - in dit geval- een variant op de shahada, de islamitische geloofsgetuigenis. De tekst eindigt met het jaar en maand van overlijden. Het hijra-jaartal op de steen komt overeen met het jaar 876 van de christelijke jaartelling. De steen dateert uit de periode dat de Tuluniden regeerden over Egypte (868-905). Ahmad ibn Tulun was tussen 254 (868) en 270 (884) gouverneur van Egypte en regeerde min of meer onafhankelijk van de Abassieden. Het is echter niet duidelijk of de titel Vorst der Gelovigen aan hem refereert of aan de Abassidische kalief, in deze periode al-Mu'tamid (256-279).
Dat de overledene, Bakr ibn 'Abd Allah, niet van Arabische afkomst was, is op te maken uit het gegeven dat hij een beschermeling (mawla) was. Het principe van beschermelingen dateert uit de begintijd van de islam, toen de moslimlegers Egypte en andere gebieden met een niet-Arabische bevolking veroverden. Iedere persoon die zich tot de islam bekeerde en wilde deelnemen in de nieuwe islamitische samenleving, maar niet van Arabische afkomst was, moest een beschermheer zoeken om dezelfde privileges te krijgen als Arabische moslims. De meeste beschermelingen waren bevrijde slaven, militairen en anderen in overheidsdienst. Naarmate niet-Arabieren een grotere rol in de islamitische samenleving gingen spelen, werd het beschermelingschap minder belangrijk. Binnen korte tijd, na ongeveer een eeuw, was de bevoorrechte positie van de Arabieren in het islamitische rijk ten einde en hadden niet-Arabische moslims geen beschermheer meer nodig. Toen Bakr ibn ‘Abd Allah overleed, in het tijdperk van de Abbasidische kaliefen, was de aanduiding ‘beschermeling van de Vorst der Gelovigen’ inmiddels een eretitel geworden. De titel werd vooral verleend aan functionarissen van niet-Arabische afkomst die hoge posities bekleedden in het Abbasidische bestuursapparaat, zoals Turkse en Perzische generaals of gouverneurs (Shatanawi 2009: 97).
circa 84 x 20 x 5cm (33 1/16 x 7 7/8 x 1 15/16in.)
Source: collectie.tropenmuseum.nl