Verteldoek waarop negen van de twaalf episodes uit het verhaal van Yusuf (Jozef) zijn afgebeeld. Het verhaal van Yusuf wordt in soera 12 van de Koran verteld. Het is de langste vertelling van de Koran en de enige soera die een complete literaire eenheid vormt. Om deze reden wordt de soera veel geciteerd. Het islamitische verhaal van Yusuf, met al zijn regionale varianten, vormt ook een thema in poëzie en proza. Het lijden van Yusuf vond veel weerklank in de sjiietische traditie. In veel ta'ziya's (sjiietische voorstellingen) wordt het lijden van Yusuf gebruikt om het lijden en het martelaarschap van Hussein te herdenken.
Op deze verteldoek staan negen episodes afgebeeld begeleid door dichtregels van de Perzische dichter Djami (1414-1492) die het koranverhaal bewerkte:
1. [rechts, 2e rij van onderen]
Yusuf in de tent met zijn vader Ya'qub (Jacob). Hij vertelt over zijn droom.
"Hij sprak: ik heb gedroomd van de zon en de maan en van de elf schitterende sterren, die tezamen hun eerbied betuigden door buigend het hoofd voor mijn voeten te leggen."
2. [rechts, onderste rij]
Zeven van zijn oudere broers ontdoen hem van zijn mantel en gooien hem in een put.
"Daarop lieten zij hem neer in de put; zij wierpen hem half in het water; mooi was hij als de zon, die de wereld bestraalt; de hemel deed hem, zoals de zon, in het water ondergaan."
3. [links, onderste rij]
Yusuf wordt gevonden door een handelaar.
"Goed nieuws is het, dat uit zo'n duistere put een maan opkwam, die veel licht geeft aan de wereld; goed nieuws, dat vanuit de troebele bron water voortkwam, dat in het geheel niet brak is."
4. [links, onderste rij]
Hij wordt verkocht aan het huishouden van een hooggeplaatste ambtenaar in dienst van de Egyptische farao en trekt de aandacht van diens vrouw Zulayka.
"Zulayka kreeg door wat er gebeurde, zij verdubbelde in een keer het aantal goudstukken; de andere kopers werden tot zwijgen gebracht en gaven het in wanhoop op."
5. [links, 2e rij van boven]
In de harem, de haremvrouwen snijden zich in hun handen en vallen flauw van bewondering als zij Yusuf zien.
"Daar zij de sinaasappels niet meer van hun handen konden onderscheiden begonnen zij zich in de hand te snijden; toen zij zagen, dat hij alleen van hoge afkomst kon zijn, klonk het uit hun midden op: dit is niet een menselijk wezen."
6. [links, bovenste rij]
Yusuf vlucht als Zulayka hem wil verleiden en wordt door Zulayka's toedoen in een kelder opgesloten.
"Zij trok aan zijn zoom opdat hij terug zou komen; vanachteren scheurde zijn hemd."
7. [rechts, bovenste rij]
In de gevangenis.
"Indien Yusuf in gevangenschap was gebleven, zou Zulayka wel vertrouwd zijn geraakt met haar verdriet."
8. [midden, bovenste rij]
Als hooggeplaatste beambte in dienst van de farao, terwijl zijn broers voor hem verschijnen maar hem niet herkennen. Zijn jongste broer wordt geruild voor voedsel.
"Wanneer hij de voet plaatste op de gouden troon, legde een wereld het hoofd neer aan de voet van de troon."
9. [rechts, tweede rij van boven]
Yusuf rijdt door de heuvels op weg naar hereniging met zijn bejaarde vader.
"Toen de koning bericht ontving van zijn nadering, snelde hij uit, zoals het Fortuin, om hem te begroet; toen het silhouet van de poort zichtbaar werd, steeg hij af van zijn ros, dat snel was als de wind."
289 x 144,5cm (113 3/4 x 56 7/8in.)
Source: collectie.tropenmuseum.nl