Jipae-masker.
In het noordwestelijke Asmat-gebied wordt het jipae-feest om de paar jaar gevierd. De feestelijkheden nemen enkele maanden in beslag.
De maskers stellen de overledenen voor in concrete vorm, hetgeen communicatie met hen mogelijk maakt. Op het hoogtepunt van de festiviteiten keren de recent gestorvenen, in de gedaante van maskers, voor een avond en een nacht terug naar de nederzetting om deze daarna voorgoed te verlaten. De levenden overtuigen de gestorvenen dat zij waardige opvolgers van hen zijn, die het voor de wind gaat. De bedoeling hiervan is de gestorvenen te stimuleren de nederzetting te verlaten om zich bij de naamloze voorouders te voegen.
De recent overledenen worden door middel van de maskers geëerd. Hun namen gaan over op andere personen die hun taken en verplichtingen overnemen waardoor hun aanwezigheid in de gemeenschap niet langer nodig is. Het jipae-feest heeft bovendien de bedoeling de opvolging van de gestorvene ook praktisch waar te maken. De familiale verplichtingen van de overledene worden na het feest overgenomen door de maskerdrager, die de zorg voor de weduwe en wezen op zich neemt. Door het aspect van de zorg voor de nabestaanden, is het feest ook meer gericht op de levenden die de plaats innemen van de gestorvenen, dan op de doden zelf.
Het jipae-masker is zo sacraal dat de naam ervan, fum, niet mag worden genoemd en indirect wordt aangeduid. Fum staat voor wind of adem. Tijdens het jipae-feest wordt het lied van Fumeripitsj gezongen, de cultuurheld die houten beelden tot leven bracht. Men spreekt van 'mat' omdat het na gebruik bij het jipae-feest in een mat wordt gerold en in een gesloten ruimte boven het centrale haardvuur in het mannenhuis wordt bewaard. De sagovezelrok van het masker wordt daarbij dan verwijderd en verbrand.
Dimensions not recorded
Source: collectie.tropenmuseum.nl