Rembrandt portretteert zijn 19-jarige zoon Titus als franciscaner monnik. De regels van die orde schrijven een leven in armoede en deemoed voor. Daarbij passen het grove kleed en de in zichzelf gekeerde uitdrukking. In 1660 hadden Titus en Hendrikje, Rembrandts minnares, een kunsthandel gevestigd, met Rembrandt als enige werknemer. Daardoor kon hij schuldeisers ontlopen. In deze periode, tot aan zijn dood in 1669, maakte hij een groot aantal van zijn beste werken.
Geïnteresseerd in Visual arts?
Krijg updates met je gepersonaliseerde Culture Weekly
Je bent helemaal klaar
Je krijgt deze week je eerste Culture Weekly.