Rond 3000 v.Chr. werd in Egypte het hiërogliefenschrift uitgevonden. Het was een van de belangrijkste gereedschappen waarmee Egypte zich ontworstelde aan de primitieve boerenmaatschappij die het voorheen was geweest. De beschaving bloeide op, mede dankzij de duizenden ambtenaren die de administratie voerden. Door een goed schriftelijk beheer kon men belastingen innen, de graanoogst verdelen en het bouwland opmeten. Er kwam een effectief centraal bestuur onder leiding van één koning, de als een god aanbeden farao.
Schrijvers in Egypte waren geletterde bestuursambtenaren. Zij maakten het mogelijk dat grote projecten konden worden uitgevoerd. Zonder hen was de aanleg van waterwerken en de bouw van de monumentale piramides onmogelijk geweest.