De talrijke taferelen die 'het gevecht' begeleiden betreffen stuk voor stuk ceremonieën of gewoonten eigen aan het ritueel van het carnaval en de vasten, die elkaar opvolgen tussen Driekoningen en Pasen. Op de voorgrond staan twee vijandige groepen op het punt een burlesk steekspel te beginnen. De linkse stoet wordt aangevoerd door de dikke Carnavalsfiguur, de rechtse door de uitgemergelde Vasten. Het gaat hier om de tegenstelling tussen smullen en vasten, winter en zomer (de bomen links zijn kaal, de bomen rechts staan in blad), volkse vrolijkheid en christelijke liefdadigheid (ill. 2), de herberg als plaats van verderf en de kerk als toevluchtsoord voor de gelovige ziel. (naar Sabine van Sprang, in 'Agenda van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België')