Een jonge losbol eist zijn erfdeel op, verbrast zijn geld in kroegen en bordelen en belandt, straatarm en uitgehongerd, tussen de varkens. Als hij vol berouw terugkeert naar huis, ontvangt zijn vader hem liefdevol. De verloren zoon staat voor de mens die zich in zijn hoogmoed van God afwendt en die, als hij tot inkeer komt, in genade wordt aangenomen.