De farizeeërs wilden van Jezus weten of de Joodse wet toestaat belasting te betalen aan de keizer. Jezus doorzag de valstrik en vroeg wie er op een belastingpenning afgebeeld staat: de keizer. Daarop zei hij: ‘geef dan de keizer wat van de keizer is, en God, wat van God is’. Knap laat Rembrandt hier doorschemeren dat de mannen onheuse bedoelingen hebben.