Rembrandts vader was een molenaar in Leiden, en lang werd aangenomen dat dit de molen van de familie Van Rijn was. Dit exemplaar
stond echter in Amsterdam, op het bolwerk De Passeerder. Daar werd hij gebruikt door het zeemleerbereidersgilde bij het zachter maken van leer met levertraan. De stank die hierbij vrijkwam gaf de molen zijn bijnaam, ‘de kleine stinkmolen’.