Dit mamokoro-masker wordt gebruikt in centraal en oost Mimikagebied en treedt onder meer op in de rouwrite, mbi kawane - die een onderdeel is van de levenscycli-riten - waarin belangrijke recent overledenen worden geëerd.
Het mamokoro-maskerpak is vervaardigd uit touw en bedekt het gehele hoofd. Het ondersteunende frame is van rotan en de rok bestaat uit sagovezels. Dit stulpmasker heeft van opzij gezien een driehoekig uiterlijk. Het gevlochten maskerdeel is uit drie elementen opgebouwd. Het bovenste deel volgt de vorm van het hoofd en loopt naar achter schuin op en eindigt in een uitgerekte punt. De oren zijn in het vlechtwerk aangeduid en de kleine gaten voor de ogen zijn cirkelvormig, de neusdoorboring wordt gesuggereerd door een lus en de puntige kin steekt sterk vooruit. Een hals- en keelstuk vormen de verbinding met de schouder en het borststuk. Dit laatste bestaat uit twee korte gebogen kokers, die samengehouden worden door een achterste gedeelte dat de schouderbladen bedekt en een voorste gedeelte dat de bovenkant van de borst bedekt Het masker is aan de bovenzijde voorzien van een uitstekende rotan staaf waaraan veren zijn bevestigd. De rotan draagconstructie bestaat uit ellipsvormige hoepels. Voor de maximale lengte wordt de staaf met de veren, en indien aanwezig ook de vezelrok meegerekend. De rok van sagobladvezels bedekt de maskerdrager geheel, zodat de totale lengte van een dergelijk masker zo'n twee meter is.
Bij de Kamoro wordt een masker gewoonlijk vervaardigd door een oude man en zijn leerlingen, die voor hun werkzaamheden met voedsel worden beloond. Men herbruikt de maskers en na het feest verbergt men ze op de zoldering in het huis van één van de eigenaars. Het piramidale of conische mamokoro-stulpmasker van de Kamoro wordt gevlochten uit getwijnd touw dat gemaakt is van de binnenbast van een moerbeiboom. Het masker wordt vereenzelvigd met de recent overledene; zo introduceerde een man, die een verwant van de gestorvene was, het masker als zijn (overleden) 'oudere broer' (Pouwer 1956: 437).
Voordat het masker gebruikt wordt, schildert men het opnieuw met witte, rode en zwarte verfstof. Pouwer geeft aan dat het wit voor de onzichtbare 'geestenwereld' staat. Het mamokoro-masker komt evenals het tukwapuri-masker in de mythe van de cultuurhelden Aoweao en Mbiminareao uit de onderwereld of de wereld van de doden. In de mythe van Kinako of Nokoro laat de weduwnaar, die door zijn beide dochters is bedrogen, een mamokoro-masker achter dat hij als visnet gebruikte en daalt daarna in zijn prauw van ijzerhout af in de onderwereld (Pouwer 2003 :48-9).
De algemene naam voor Kamoro maskers is mbi-kao, dat letterlijk geest, mbi, en kao, omhulling, betekent. De Kamoro kennen twee typen maskers. Ze worden geïntroduceerd in de mythe van Aoweao en Mbiminarejao, waarin deze laatste een masker in het water ziet, naar de onderwereld afdaalt en daar zijn moeder bezoekt. Op dat moment wordt er het kaware-feest gevierd en Mbiminarejao krijgt een masker van zijn moeder. Eerst biedt ze hem een antropomorfe tukwapuri aan: Mbiminarejao geeft echter de voorkeur aan het echte conische masker, mbi-kao, dat een mamokoro-masker wordt genoemd, en vraagt ook een exemplaar voor zijn broer Aoweao. Nadat Mbiminarejao van zijn moeder twee maskers heeft gekregen, keert hij terug naar de tussenwereld en de beide helden hullen zich in de maskers om zo de Utukaj, die hun vijanden zijn, af te schrikken (Coenen 1963: 20).
66 x 61 x 53cm (26 x 24 x 20 7/8in.)
Source: collectie.tropenmuseum.nl