Een kartuizer monnik knielt in aanbidding voor de tronende Maria met Christus. Hij wordt door Johannes de Doper geïntroduceerd, terwijl het Christuskind hem een rozenkrans aanreikt. Tussen hen in staat Sint-Hiëronymus, die net als Johannes als kluizenaar in de woestijn leefde. Beiden benadrukken zo de teruggetrokken levenswijze van de kartuizers.