Het is niet uitgesloten dat de kunstenaar wou zinspelen op de winter van 1564/65, die volgens de eigentijdse kroniekschrijvers bijzonder streng was. Het tafereel heeft ongetwijfeld ook een diepere betekenis, die verband houdt met de in de 16de eeuw wijd verspreide allegorische interpretatie van het menselijk bestaan. Volgens deze opvatting is de gelovige als een pelgrim die op zijn levensweg aan tal van gevaren en verleidingen moet weerstaan om zijn heil te bereiken. Vogelvallen, zoals de vogelknip rechts op de voorgrond, golden in de literatuur van die tijd als symbool van de duivelse bekoringen die bestemd waren voor de onbezonnen zielen (een vogel stond traditioneel symbool voor de ziel). Schaatstaferelen verzinnebeelden in de kunst vaak het onzekere (gladde) karakter van het bestaan. Schaatsers en vogels zijn hier even onbekommerd en kwetsbaar overgeleverd aan het dreigend gevaar (naar Sabine van Sprang, in 'Museum voor Oude Kunst. Een keuze')