Malchus is een met naam genoemde man in het Nieuwe Testament en dienaar van de joodse hogepriester Kajafas. Voor de gevangenneming van Jezus hakte Simon Petrus met zijn zwaard het rechteroor van Malchus af. Het verdere lot van Malchus laat Johannes 18:10-11 onbeschreven, maar in Lucas 22:49-51 geneest Jezus het oor, Jezus' laatste wonder voor de wederopstanding. In het evangelie volgens Johannes bevond Malchus zich onder de groep die met Judas Iskariot in het proces voor de Sanhedrin Jezus verraadde.